Tholen-stad, Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk
Protestantse gemeente Tholen - Markt 1

- Orgeloverzicht - Andere orgels in Tholen-stad -

Kerkgebouw
Op de plaats van de Grote Kerk te Tholen stond in ieder geval in het midden van de 14e eeuw al een kerk. Deze kerk moet rond 1360 zijn afgebroken en vervangen door een kerk waarvan nog resten aanwezig zijn als het onderstuk van de huidige kerktoren.
De kerk was gewijd aan de Onze Lieve Vrouwe en werd in 1404 verheven tot kapittelkerk. Halverwege de 15e eeuw was de kerk in slechte staat, rond 1458 begon men met de bouw van het huidige kerkschip. Mogelijk is dit deel ontworpen door de Brusselse bouwmeester Evert Spoorwater. Het volledige plan werd nooit gerealiseerd, niettemin verrees een forse kerk in Brabantsche gotische stijl. In vermoedelijk de 16e eeuw is de librije of bibliotheek, later het diaconiehuisje geworden, en het noordportaal tegen het schip aangebouwd.
In 1570 is de kerk beschadigd geraakt tijdens de beeldenstorm. In 1577 ging de stad over naar de kant van prins Willem van Oranje en een jaar later werd de kerk "an stucken geslagen". Op 1 september 1579 ging Theodorus Verhaar als eerste hervormde dominee in de Grote Kerk van Tholen voor.
Halverwege de 17e of 18e eeuw is het schip en het koor van de kerk gescheiden door middel van een houten wand. Deze wand werd tijdens een kerkrestauratie in de jaren '50 van de 20e eeuw weer verwijderd.

Eerste orgel
De vroegste gegevens over een orgel in de Grote Kerk van Tholen dateren uit 1472, het jaar waarin de stad Tholen de gage van de organist betaalde. Volgende berichten dateren uit de periode 1559-1563. In de kerk bevond zich een positief, dat in eerstgenoemd jaartal werd gerepareerd door “een orgelmaecker van Antwerpen”.  Rond 1570 waren er plannen om een nieuw orgel te bouwen, maar door de reformatie rond 1574 zal dit niet zijn doorgegaan. Toen de kerk overging in protestantse handen is vermoedelijk ook het orgel, zoals op veel plaatsen in Nederland, uit de kerk verwijderd.

Tweede orgel
In 1596-1597 werd door het kerkbestuur een nieuw klein positief aangeschaft. Het werd geleverd door ‘mr. Jan orgelmaecker tot Bergen op den Zoom’, waarmee Jan Roose wordt bedoeld. Roose leverde ook orgels in Brouwershaven, Goes en Middelburg. Het is niet bekend of het Thoolse orgel nieuw werd gebouwd of een al bestaand orgel was. Het werd vermoedelijk op dezelfde balustrade (gemaakt van wilgentenen) geplaatst als waar het eerste orgel stond en werd na iedere kerkdienst (sermoen) bespeeld.
In 1616 werd het orgel gerepaeerd en in 1622 was Cornelis Corneliszn Bodel de organist.
Vermoedelijk is het orgel vanaf 1636 niet meer bespeeld en in 1648 werd het instrument uit de kerk verbannen en afgebroken. Pas in 1903 zou er weer een orgel in gebruik worden genomen.

Derde orgel
Nadat meer dan 200 jaar gebruik was gemaakt van een voorzanger, werd pas in 1903 weer een orgel in gebruik genomen. "Het Nieuws van den Dag" van 14 oktober 1902 berichtte: "Te Tholen zal in het kerkgebouw der Ned.Herv. Gemeente een kerkorgel geplaatst worden met twee klavieren en 8 (sic) registers, door den Heer van Hilboesen te Amsterdam." Op 23 juni 1903 berichtte dezelfde krant dat het orgel afkomstig was uit de R.K. Kerk van Overveen. Dat is niet correct, daar had Hilboesen het Ypma-orgel in 1902 gerestaureerd. Ook wordt als herkomst van het Thoolse orgel de Remonstrantse Kerk in Amsterdam genoemd. Daar zijn echter geen werkzaamheden van Hilboesen bekend. Ik acht het aannemelijk dat het Thoolse orgel in 1896 door Hilboesen werd geplaatst in de R.K. Sint Bonifatiuskerk aan het Kastanjeplein in Amsterdam. Daar heeft Maarschalkerweerd in 1902 een nieuw orgel geleverd. Hilboesen bouwde het instrument overigens niet zelf volledig nieuw; hij maakte gebruik van een ouder orgel uit een klooster in Duitsland. Volgens Albert Pomper had het orgel in 1896 echter 26 stemmen, de dispositie van het orgel in Tholen telt echter maar 18 stemmen. Nader onderzoek moet definitief vaststellen waar het Hilboesen-orgel vandaan kwam. Het werd in de zomer van 1903 in gebruik genomen. De blinde Casparus Laban (1876-1937), zoon van de Thoolse gemeentesecretaris, werd benoemd als organist. Door familieleden werd hij altijd naar de trap naar het orgel geleid. Hij had zijn muzikale opleiding eind 19e eeuw gehad aan het Blindeninstuut in Amsterdam. Laban bespeelde het Hilboesen-orgel meer dan 30 jaar, tot zijn onverwachte overlijden in 1937. "

Dispositie van het Hilboesen-orgel (1896?) vanaf 1903:

Hoofdwerk:
Bourdon
Prestant
Holpijp
Salicet
Octaaf
Fluit
Quint
Octaaf
Cornet disc.
Mixtuur
Trompet


16 voet
8 voet
8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
2 2/3 voet
2 voet
V-VI sterk
IV-V sterk
8 voet

Bovenwerk (in zwelkast):
Roerfluit
Viola di Gamba
Vox Celeste – vanaf c
Melofoon
Flute Harmonique
Speelfluit
Dulciaan


8 voet
8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
2 voet
8 voet

Pedaal:
Subbas – transmissie  16 voet

Werktuiglijke registers
Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk
Koppel Pedaal-Hoofdwerk
Koppel Pedaal-Bovenwerk

Overige gegevens:
Manuaalomvang: C-f’’
Pedaalomvang: C-f'
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur: mechanische sleepladen

 

Nadat bij de kerkrestauratie in de jaren ’50 van de vorige eeuw het transept weer bij de kerk werd getrokken door het wegbreken van een houten schot, bleek het Hilboesen-orgel te klein te zijn. Het werd in 1954 verkocht aan de Oud-Katholieke Sint Laurentiuskerk in Rotterdam-Blijdorp. J.C. Sanders plaatste het orgel over en wijzigde het hierbij ingrijpend. Het front ging hierbij verloren, de tractuur werd geëlektrificeerd en de dispositie werd gewijzigd.

Dispositie van het Hilboesen-orgel (1896?) vanaf 1954:

Hoofdwerk:
Bourdon
Prestant
Holpijp
Salicet
Octaaf
Fluit
Quint
Octaaf
Cornet disc.
Mixtuur
Trompet


16 voet
8 voet
8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
2 2/3 voet
2 voet
V-VI sterk
II-III-IV sterk
8 voet

Bovenwerk (in zwelkast):
Roerfluit
Viola di Gamba
Vox Celeste – vanaf c
Open Fluit
Flute Harmonique
Speelfluit
Sexquialter

 


8 voet
8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
2 voet
II sterk

Pedaal:
Subbas -transm.
Octaaf


16 voet
 8 voet


Werktuiglijke registers
Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk
Koppel Pedaal-Hoofdwerk
Koppel Pedaal-Bovenwerk
Automatische pedaalomschakelaar

 


Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-f’’
Pedaalomvang: C-f'
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur: elektrische sleepladen

 

In 1991 werd het orgel vanuit Rotterdam-Blijdorp overgeplaatst naar de Jeruzalemkerk in Groningen. De orgelmakers Kaat & Tijhuis plaatsten het hier en breidden het instrument uit met twee tongwerken uit 1963. Het Hilboesen-orgel werd op 6 september 1991 in Groningen in gebruik genomen met een bespeling door Piet Wiersma.

Dispositie van het Hilboesen-orgel (1896?) vanaf 1991:

Hoofdwerk:
Bourdon
Prestant
Holpijp
Salicet
Octaaf
Fluit
Quint
Octaaf
Cornet disc.
Mixtuur
Trompet


16 voet
8 voet
8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
2 2/3 voet
2 voet
V-VI sterk
II-III-IV sterk
8 voet

Bovenwerk (in zwelkast):
Roerfluit
Viola di Gamba
Vox Celeste – vanaf c
Open Fluit
Flute Harmonique
Speelfluit
Sexquialter
Kromhoorn


8 voet
8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
2 voet
II sterk
8 voet

Pedaal:
Subbas -transm.
Octaaf
Fagot


16 voet
8 voet
16 voet


Werktuiglijke registers
Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk
Koppel Pedaal-Hoofdwerk
Koppel Pedaal-Bovenwerk
Automatische pedaalomschakelaar


Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-f’’
Pedaalomvang: C-f'
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur: elektrische sleepladen

 

In 2004 is het pedaal uitgebreid met vier digitale registers van de firma Monarke.


De situatie te Tholen van 1903-1954. © Collectie Stichting Utrechts orgelarchief Maarten Vente


De situatie sinds 1991 te Groningen. © CGK Groningen

Huidig hoofdorgel
Nadat een scheidingswand in de Grote Kerk van Tholen in de jaren '50 was verwijderd, moest worden uitgezien naar een groter orgel. In 1951 werd een Van Dam-orgel aangekocht, in 1832 gebouwd voor de Galileërkerk in Leeuwarden. Het drieklaviers orgel had 28 stemmen. In eerste instantie had Van Dam daar een tweeklaviers orgel met 27 stemmen ontworpen maar dit was met f16.000,- te duur voor de gemeente. Een orgel min enkele stemmen was eveneens nog te duur en de kerkenraad was in contact gekomen met orgelmaker Scheuer. Deze kon eenzelfde orgel met enkele kleine aanpassingen in het dispositieontwerp voor slechts f8.000,- bouwen. Om hun eigen plaatsgenoten toch nog een kans te gunnen, ging de kerkvoogdij met de offerte van Scheuer naar de gebroeders Van Dam en uiteindelijk zagen deze zich genoodzaakt voor f8500,- het orgel te bouwen om zodoende hun orgelmakerij draaiend te houden. De Gebroeders Van Dam gingen aan de slag om een tweeklaviers orgel te bouwen, maar halverwege de bouw werd uiteindelijk toch nog besloten het bovenwerk toe te voegen. In het voorjaar van 1832 was het orgel gereed en het werd alom geroemd, het was een van de "fraaiste kerkorgelen"  in Nederland en "in kracht en welluidendheid en overeenstemming des geheels, uitmuntende eigenaardigheden van elk der registergeluiden in het bijzonder en bovenal eene zeer nette juiste en fraaie bewerking van al deszelfs in en uitwendige delen" liet het orgel niets te wensen voer. Het werd op 26 april 1832 in gebruik genomen.

Oorspronkelijke dispositie van het Van Dam-orgel (1832):

Hoofdwerk:
Bourdon
Prestant
Holpijp
Octaaf
Quint
Octaaf
Mixtuur
Cornet disc.
Trompet


16 voet
8 voet
8 voet
4 voet
3 voet
2 voet

8 voet

Rugwerk:
Prestant
Holpijp
Octaaf
Fluit
Nazard
Octaaf
Carillon


8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
3 voet
2 voet
 

Bovenwerk:
Viola di Gamba'
Fluit Dolce
Viola
Speelfluit
Dulciaan


8 voet
8 voet
4 voet
2 voet
8 voet

Pedaal:
Subbas
Prestant
Gedakt
Octaaf
Bazuin
Trompet

16 voet
8 voet
8 voet
4 voet
16 voet
8 voet


Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-f’’
Pedaalomvang: C-c'
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur:
 mechanische sleepladen


 

 

In 1896 werden door de firma Van Dam een pedaalkoppel en een koppel Hoofdwerk-Bovenwerk aangebracht. De Dulciaan 8' van het bovenwerk werd naar het rugwerk verplaatst en op de vrijgekomen plaats kwam een Aeoline 8'. Organist M.H. van 't Kruijs uit Rotterdam, oorspronkelijk afkomstig uit Ritthem, adviseerde bij de werkzaamheden.

Dispositie van het Van Dam-orgel (1832) vanaf 1896:

Hoofdwerk:
Bourdon
Prestant
Holpijp
Octaaf
Quint
Octaaf
Mixtuur
Cornet disc.
Trompet


16 voet
8 voet
8 voet
4 voet
3 voet
2 voet

8 voet

Rugwerk:
Prestant
Holpijp
Octaaf
Fluit
Nazard
Octaaf
Carillon disc.
Dulciaan


8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
3 voet
2 voet

8 voet
 

Bovenwerk:
Viola di Gamba'
Aeoline
Fluit Dolce
Viola
Speelfluit
 


8 voet
8 voet
8 voet
4 voet
2 voet

Pedaal:
Subbas
Prestant
Gedakt
Octaaf
Bazuin
Trompet

16 voet
8 voet
8 voet
4 voet
16 voet
8 voet


Werktuiglijke registers
Koppel Pedaal-Hoofdwerk
Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk


Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-f’’
Pedaalomvang: C-c'
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur:
 mechanische sleepladen

 

In 1927 werd door de orgelmakers Bakker & Timmenga een zwelkast om het bovenwerk gemaakt.
Nadat in 1939 de Galileërkerk werd gesloten om afgebroken te worden, werd het orgel door Bakker & Timmenga gedemonteerd en opgeslagen. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd het orgel geschonken aan de Hervormde gemeente van Doesburg, ter vervanging van het orgel wat door het oorlogsgeweld met kerk en al verloren was gegaan. Van de opslag had het orgel echter zwaar te lijden gehad, slepen en pijpstokken waren kromgetrokken, het pijpwerk was vervormd en veel kleine onderdelen waren zoek. Niettemin werd het orgel pas, nadat het 1951 door de gemeente van Doesburg was verkocht aan de Hervormde gemeente van Tholen, gerestaureerd. Orgelmaker J.C. Sanders plaatste het Van Dam-orgel uit Doesburg over naar Tholen en wijzigde daarbij de dispositie. Het orgel kreeg een veel neobarokker klankbeeld door ondermeer het vervangen van de Sifflet op het rugwerk door een Scherp, de Viola di Gamba 8' op het bovenwerk door een Quint 1 1/2' en door het wijzigen van de Viola 4' in een Prestant 4'. De oorspronkelijke mahoniehouten rode kleur van de kas werd gewijzigd in grijswit. In 1955 werd het orgel opnieuw in gebruik genomen.

Dispositie van het Van Dam-orgel (1832) vanaf 1955:

Hoofdwerk:
Bourdon
Prestant
Holpijp
Octaaf
Quint
Octaaf
Mixtuur
Cornet disc.
Trompet


16 voet
8 voet
8 voet
4 voet
3 voet
2 voet
IV-VI sterk
III sterk
8 voet

Rugwerk:
Prestant
Holpijp
Octaaf
Fluit
Nazard
Octaaf
Scherp
Carillon disc.
Dulciaan


8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
3 voet
2 voet
III-IV sterk
II sterk
8 voet
 

Bovenwerk:
Fluit Dolce
Prestant
Fluit d'amour
Woudfluit
Quint
Regaal
 


8 voet
8 voet
4 voet
2 voet
1 voet 1/2
8 voet

Pedaal:
Bourdon
Prestant
Holpijp
Octaaf
Bazuin
Trompet

16 voet
8 voet
8 voet
4 voet
16 voet
8 voet
 


Werktuiglijke registers
Koppel Pedaal-Hoofdwerk
Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk
Koppel Hoofdwerk-Rugwerk
Tremulant Rugwerk
Tremulant Bovenwerk


Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-f’’
Pedaalomvang: C-c'
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur:
 mechanische sleepladen

 

In 1987 werd het Van Dam-orgel gerestaureerd door orgelmaker S.F. Blank. Jan Jongepier werd hierbij benoemd tot adviseur. De oorspronkelijke dispositie en intonatie werden gereconstrueerd en de windvoorziening vernieuwd. Op vrijdag 19 februari 1993 werd het orgel in gebruik genomen met een concert door Jongepier.  "Het mag als een van de beste werken uit de begintijd van de orgelbouwersfamilie Van Dam worden beschouwd", schreef J.H. Kluiver in de jaren '70 over dit instrument.

Dispositie van het Van Dam-orgel (1832) vanaf 1987

Hoofdwerk:
Bourdon
Prestant
Holpijp
Octaaf
Quint
Octaaf
Mixtuur
Cornet disc.
Trompet


16 voet
8 voet
8 voet
4 voet
3 voet
2 voet
IV-VI sterk
III sterk
8 voet

Rugwerk:
Prestant
Holpijp
Octaaf
Fluit d'Amour
Nazard
Octaaf
Sifflet
Carillon disc.
Trompet


8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
3 voet
2 voet
III-IV sterk
II sterk
8 voet
 

Bovenwerk:
Fluit Dolce
Viool de Gamba
Viola
Speelfluit
Dulciaan
 


8 voet
8 voet
4 voet
2 voet
8 voet

Pedaal:
Bourdon
Prestant
Gedekt
Octaaf
Bazuin
Trompet

16 voet
8 voet
8 voet
4 voet
16 voet
8 voet
 


Werktuiglijke registers
Koppel Pedaal-Hoofdwerk
Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk
Koppel Hoofdwerk-Rugwerk
Tremulant Rugwerk
Tremulant Bovenwerk


Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-f’’
Pedaalomvang: C-c'
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur:
 mechanische sleepladen

 

Zie pagina Discografie


Situatie van 1832-1939 te Leeuwarden. © Collectie P. Bron

 

Koororgel
In 1968 bouwde Verschueren een unit-pijporgel van het type "Excellent". Uit vier stamregisters is een tweeklavier orgel met 18 registers samengesteld. Het orgel kreeg een plaats in de Stedelijke Muziekschool, tot het daar in de zomer van 2012 moest verdwijnen. Het werd geschonken aan de Hervormde Kerk van Tholen, waar het een plaats kreeg in het koor van de kerk. Maarten Vos, werknemer bij de firma Reil, herintoneerde het instrument.

Dispositie van het Verschueren-orgel (1968):

Manuaal I:
Prestant - C-H in Bourdon
Bourdon
Octaaf
Roerfluit
Kwint
Superoctaaf


8 voet
8 voet
4 voet
4 voet
2 2/3 voet
2 voet

Manuaal II:
Roerfluit
Prestant
Fluit
Woudfluit
Larigot
Cymbel


8 voet
4 voet
4 voet
2 voet
1 1/3 voet
II sterk

Pedaal:
Subbas – C-H akoestisch   16 voet
Gedekt                                   8 voet
Koraal                                     4 voet
Fluit                                         4 voet
Kwint                                      2 2/3 voet
Octaaf                                      2 voet

Overige gegevens:
Manuaalomvang: C-g’’
Pedaalomvang: C-f'
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur: elektrische unitladen

 

 

 

Kistorgel
Omstreeks 2011 werd er in het koor van de Grote Kerk te Tholen een kistorgel geplaatst. De bouwer en herkomst zijn onbekend. Het is eigendom van Kamerkoor Resonance.

Dispositie van het ?-kistorgel (?):

Manuaal:
 


8 voet
4 voet
2 2/3 voet
2 voet


Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-d’’
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur:
 mechanische sleeplade


 

 

Toekomstig koororgel
In 1911 werd een orgelcommissie in de Gereformeerde Kerk te Wemeldinge opgericht waarna in 1913 via een advertentie een orgel werd aangekocht. De totale kosten van de aanschaf en plaatsing bedroegen f540,60. Het instrument was in 1734 gebouwd door de Oostenrijkse bouwer Otto Reinhard en in later jaren in het Gemeentemuseum te Den Haag geplaatst. In overleg met de schenkster, baronesse Le Cerf te Parijs, is het na restauratie in 1913 naar de Gereformeerde Kerk te Wemeldinge vervoerd.
Ondanks de wens rond 1928 om een ander orgel aan te schaffen, werd hier door de kerkenraad niet op in gegaan. 
In augustus 1931 werd het orgel opgeknapt waarmee een bedrag van f50,- gemoeid was. 
Pas in 1956 werd dit instrument door een nieuw orgel vervangen. Het Reinhardt-orgel werd verkocht aan de Grote Kerk in Tholen en ligt `deels opgeslagen bij orgelmaker H. van Eeken te Herwijnen en deels in de kerk van Tholen, om in de toekomst in gereconstrueerde vorm in laatstgenoemde kerk te worden geplaatst. Gebrek aan financiën maken dit plan vooralsnog niet mogelijk.


© Collectie H. Quist

Geraadpleegde bronnen

Kluiver, J.H. (1976)
Historische Orgels in Zeeland, deel III
Middelburg, Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1976

Zuurdeeg, J.P.B.
Kerken op Tholen en Sint-Philipsland
Gemeente Tholen, 2005

Website Hervormde Gemeente Tholen

 

Met dank aan

H. Quist

 

- Terug naar de top van deze pagina -