Kapelle, Dorpskerk
Protestantse Gemeente - Kerkplein 4
- Orgeloverzicht - Andere orgels in Kapelle -
Kerkgebouw
In de 13e eeuw werd vermoedelijk een parochie gesticht te Kapelle. De
patroonheilige van de Kapelse kerk was de Heilige Maagd Maria. De oudste
gedeelten van de kerk zijn uit 1320 en dit betreft het gedeelte van het zuider-
of hoofdkoor. De 65 meter hoge kerktoren dateert uit de eerste helft van de 14e
eeuw. Als enige uit de Middeleeuwen overgebleven toren in Zeeland is de spits
ervan geheel uit baksteen gemetseld. Bijzonder zijn eveneens de vier op de
hoeken van de trans staande hoektorentjes. Deze hoektorentjes behoren niet tot
het oorspronkelijke bouwconcept maar zijn er later, waarschijnlijk tegen het
eind van de vijftiende eeuw, op geplaatst. Een aantal andere kerktorens in de
omgeving hebben min of meer vergelijkbare hoektorentjes gehad. Die zijn echter
allemaal in de loop van de tijd wegens bouwvalligheid helaas gesloopt.
Tussen 1450 en 1550 heeft de kerk een grote bloeiperiode gekend. Het toenmalige
schip van de kerk werd te klein zodat het huidige schip met de zijbeuken
verrees.
Na een laatste restauratie aan de toren in 1955 werd het kerkgebouw in de
periode 1963-1967 gerestaureerd. In 2002 is al het schilderwerk in ere hersteld.
Hoofdorgel
Jarenlang
heeft de dorpskerk te Kapelle geen orgel gehad. Pas in 1866 werd een orgel
gebouwd door de firma Batz & Co. te Utrecht. Nadat Jonathan Batz in 1849 was
overleden, werd de orgelmakerij voortgezet door C.G.F. Witte. Het nieuwe orgel
kreeg 17 stemmen, verdeeld over hoofdwerk en nevenwerk. Bijzonder is dat het
orgel geen traditioneel hoofdwerk en hovenwerk kreeg, zoals in die tijd
gebruikelijk was en zoals het front wel doet vermoeden. Witte schatte de kosten
voor de bouw op ca. f6.000,- Er werd hierbij geen zelfstandig pedaal uitgevoerd.
Uiteindelijk kwamen de kosten op f7.365,20. Het instrument was al in juni
gereed, maar wegens een cholera-epidemie kon het pas in september naar Kapelle
worden vervoerd. Op 28 november 1866 werd het Batz/Witte-orgel
in gebruik genomen.
Oorspronkelijke dispositie van het Bätz/Witte-orgel (1866): |
|||||
Hoofdwerk: |
|
Nevenwerk: |
|
Pedaal: |
|
Werktuiglijke registers: |
|
Overige
gegevens: |
In 1907 is het orgel gerenoveerd door de firma L. van Dam & Zonen en in 1928 is het instrument door de firma A.S.J. Dekker gerestaureerd. Hierbij is een Voix Celeste 8’ op het nevenwerk aangebracht.
Dispositie van het Bätz/Witte-orgel (1866) vanaf 1928: |
|||||
Hoofdwerk: |
|
Nevenwerk: |
|
Pedaal: |
|
Werktuiglijke registers: |
|
Overige
gegevens: |
Door oorlogshandelingen in 1940 raakte het orgel beschadigd, maar gelukkig niet
van dien aard dat het onherstelbaar was. De firma L. Eversdijk uit Goes heeft het
orgel gerepareerd.
In de jaren ’60 van de vorige eeuw werd het bij de bouw al aangestipte punt
herhaald: het Batz/Witte-orgel zou pas af zijn wanneer er een zelfstandig pedaal
zou worden toegevoegd.
Echter bij de restauratie in 1967 door de firma Fama & Raadgever werden deze
plannen niet gerealiseerd. De orgelrestauratie beperkte zich tot het poetsen
van de frontpijpen en het vergulden van de labia, het vernieuwen van de pulpeten
en het aanbrengen van een systeem op de
windlade.
Mede door de wijziging van de hoofdingang van de kerk via de toren, werd het
orgel op een nieuw gebouwd oksaal geplaatst. In vergelijking met de vroegere
situatie is dit drie meter meer naar de kant van de toren en een meter lager.
Uit de opbrengsten van jarenlange fondswerving kon in 1996 het orgel uitgebreid
worden met een vrij pedaal. Dit werk werd uitgevoerd door de orgelmakers Gebr.
Reil te Heerde. Het pedaal, geheel in het klankconcept van Witte passend, werd
in een aparte kas achter het orgel opgesteld. Daarmee konden structurele
wijzigingen aan het historische orgel voorkomen worden. Voor de windvoorziening
is gebruik gemaakt van een originele gerestaureerde
windlade,
oorspronkelijk gebouwd voor het voormalig Witte-orgel in de Kloosterkerk te Den Haag
en en later gebuikt in de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt te Dalfsen. Het
pedaal werd voorzien van vijf nieuwe stemmen.
Dispositie van het Bätz/Witte-orgel (1866) sinds 1996: |
|||||
Hoofdwerk: |
|
Nevenwerk: |
|
Pedaal: |
|
Werktuiglijke registers: |
|
Overige
gegevens: |
In 2009 is het instrument voorzien van een pedaalkoppel naar het nevenwerk. Ook dit werk werd door de Gebr. Reil uitgevoerd.
Dispositie van het Bätz/Witte-orgel (1866) vanaf 2009: |
|||||
Hoofdwerk: |
|
Nevenwerk: |
|
Pedaal: |
|
Werktuiglijke registers: |
|
Overige
gegevens: |
De dispositie van het Nijsse-orgel (1988): |
|||
Manuaal: |
|
Pedaal: |
|
Werktuiglijke
registers: |
|
Overige gegevens: |
|
Nadat in 2010 het Oosterscheldeziekenhuis in Goes is
gefuseerd met het Streekziekenhuis Walcheren in Vlissingen tot Admiraal de
Ruyterziekenhuis, werd de kapel van het Goesse ziekenhuis gesloten. Het orgel
werd in oktober 2010 overgeplaatst naar de Dorpskerk in Kortgene, waar het
rechts voor in de kerk een plaats kreeg als koororgel. De overplaatsing werd
uitgevoerd door de firma A. Nijsse & Zonen.
In 2020 werd de kerk van Kortgene, vanwege de wens tot multi-inzetbaarheid, verbouwd. Voor het orgel was hierdoor geen plaats meer. Het werd
verkocht aan de Protestantse gemeente Kapelle en werd door Nijsse in het najaar van 2020 als koororgel in de Dorpskerk van Kapelle geplaatst.
Situatie te Goes tot 2010.
Geraadpleegde bronnen
Kluiver, J.H. (1973)
Historische Orgels in Zeeland, deel I
Middelburg, Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, 1973
Lepoeter, G.J. (1996)
De geheimen van de kerk van Kapelle onthuld: van Onze-Lieve-Vrouwekerk tot
huis voor het Woord
Goes: Heemkundige
kring De Bevelanden, 1996
Met dank
aan
P. Bron
Mw. Krikaart
H.G. van Putten
Zie pagina Discografie