Dorpskerk

Kerkgebouw

Nadat de Oude- of St. Maartenskerk te Arnemuiden te groot werd bevonden, bouwden  de metselaar J. Sonius en timmerman P.J. van Puffelen uit Middelburg een nieuwe kerk voor f9.500,- met inbegrip van consistoriekamer en toren. Op 31 maart 1858 legde burgemeester C.J. Baars de eerste steen en op 19 december 1858 werd de inwijding verricht door predikant ds. J. van der Meulen met als tekst 1 Koningen 8 vers 29a.

Rond de eeuwwisseling is de vloer in het kerkgebouw betegeld met plavuizen. Verder is het interieur nog in oorspronkelijke staat. Eerste orgel

In 1795 schonk de Middelburgse regent mr. Daniël Rademacher zijn huisorgel aan de Oude- of St. Maartenskerk te Arnemuiden, alwaar al sinds 1707 geen orgel meer stond. Het instrument van deze muziekliefhebber was zeer waarschijnlijk tussen 1746 en 1750 gebouwd door de Middelburgse stadsorgelmaker Ludovicus de Backer. Het instrument bezat 9 stemmen en werd in Arnemuiden op een galerij boven de toreningang geplaatst. Het orgel werd op 17 april 1796 ingewijd door Ds. Jacobus Hoek. Al eerder, in 1759 was een Quintadeen 8’ toegevoegd. Daarnaast heeft het orgel mogelijk een Quint en Sesquialter gehad, die later weer door andere registers zijn vervangen. We komen namelijk uitgaven in de kasboeken tegen die dit onderschrijven, maar deze registers kunnen ook afkomstig zijn van een ander huisorgel van Rademacher.

In de loop der tijd hebben veel orgelmakers aan het De Backer-orgel gewerkt waaronder Ludovicus de Backer zelf, J.J. Moreau, Johannes van Overbeek en Frederik van der Weele, orgelmakers die allemaal tijdelijk of langere tijd in Middelburg gevestigd zijn geweest. Naast herstellingen door Gerard Stevens in 1761, die in datzelfde jaar een orgel bouwde voor de Engelse Kerk in Middelburg, wertke Johannes Mittenreither in 1766 aan het orgel.

In 1858 werd het De Backer-orgel overgebracht naar de huidige Dorpskerk.

In 1900 is het instrument van kamertoon op normaaltoon gebracht door G. Mennes te Brigdamme. 

De dispositie vanaf 1900 was als volgt:

Manuaal: prestant 8 d, holpijp 8, quintadeen 8, prestant 4, fluit 4, octaaf (b/d?) 2, superoctaaf 1, cornet III d, cromhoorn 8 b/d

Pedaal: aangehangen

Manuaalomvang: C-c'’’

Pedaalomvang: C-c'

Stemming: a' = ?

Toonhoogte: a’ = 440 Hz

Tractuur: Mechanische sleeplade 

In april 1935 was het weer noodzakelijk om het orgel onder handen te nemen. Ondanks de aanschaf van een windmotor, waren de problemen niet verholpen.

Op 23 oktober 1937 werd een orgelfonds opgericht die tot aanschaf van een ander orgel over ging. In 1941 werd een ledenvergadering gehouden die tot gevolg had dat binnen enkele weken een zodanig bedrag verzameld was dat een nieuw orgel kon worden gefinancierd. Dit betekende het einde van het orgel, het werd overgenomen door de firma Spiering uit Dordrecht en vermoedelijk gesloopt.

Tweede orgel

De firma Spiering uit Dordrecht bouwde in de Tweede Wereldoorlog ter vervanging van het De Backer-huisorgel uit de 18e eeuw, een nieuw orgel voor de Dorpskerk in Arnemuiden. Het nieuwe instrument werd vervaardigd uit onderdelen van diverse makelij en leeftijd en nam met een frontbreedte van 6.10 meter het hele orgelbalkon in beslag. Voor het front werd een oud exemplaar gebruikt, dat werd verbreed. De speeltafel bevond zich in de rechterzijwand. Het instrument was gebouwd zonder kas, met een zogenaamd open front. De aanleg van de windtoevoer en het speelmechaniek was naar 19e eeuwse traditie. Onderin de kas bevond zich de grote magazijnbalg, daarboven het wellenraam en de windlade van het hoofdwerk en bovenwerk. Deze dateren uit circa 1850. De registers waren voorzien van porseleinen naamplaatjes. Enkele pijpen van de Prestant 8' en de Bourdon 16' stonden in het front en waren van zink. In de Open fluit 4’ op het Bovenwerk bevonden zich vijftien pijpen van Appolonius Bosch die omstreeks 1700 in ons land werkte.

Het overgrote deel van het pijpwerk dateerde uit de periode 1890-1941 en was van fabrieksmatige makelij, maar in diverse registers bevonden zich pijpen 'van hoge ouderdom'. Zo waren enkele pijpen uit een Cornet bewaard en enkele pijpen van prestantmensuur'.

In het oorlogsjaar 1942 werd het Spiering-orgel op 18 januari in gebruik genomen door Jan Rijn, organist van het orgel in de Nieuwe Kerk in Middelburg. Tussen 1960 en 1985 plaatste de firma A. Nijsse een Mixtuur en vulde de Open Fluit 4' van het Bovenwerk aan tot f''', aangezien dit register vanwege het 17e eeuwse pijpwerk maar tot c''' liep. 

Het spiering-orgel uit 1942

Dispositie na uitbreiding van Nijsse (1985+)

Hoofdwerk: bourdon 16 b/d, prestant 8, roerfluit 8, viola di gamba 8, octaaf 4, quint 3, octaaf 2, mixtuur IV, trompet 8

Bovenwerk: vioolprestant 8, salicionaal 8, holpijp 8, open fluit 4, picolo 2, sesquialter II

Pedaal: subbas 16 | I/II, P/I, P/II, tremulant

Manuaalomvang: C-g’’’

Pedaalomvang: C-e’

Stemming: evenredig zwevend

Toonhoogte: a’ = 440 Hz

Tractuur: Mechanische sleepladen 

Het orgel was echter van dermate dubieuze makelij dat de orgelcomissie van de NHK besloot een nieuw mechanisch orgel te bouwen. Van Vulpen heeft het oude orgel, met historisch Bosch-pijpwerk, overgenomen voor 12.000 gulden

Huidig orgel

Onder adviseurschap van Klaas Bolt en Rudi van Straaten werd aan de firma Van Vulpen te Utrecht de opdracht gegeven een nieuw pijporgel te bouwen voor de Dorpskerk in Arnemuiden. Na het overlijden van Bolt op 11 april 1990, werd het adviseurschap door uitsluitend Van Straten opgenomen.

Het nieuwe Van Vulpen-orgel, geïnspireerd op het historische Duyschot-orgel (1696) in de Dorpskerk in Hendrik-ido-Ambacht en het Van Deventer-orgel (1756) in de Oude Kerk in Nijkerk, kreeg een plaats op de tweede galerij tegen de torenwand. Er werd besloten om een instrument met voorkantbespeling te maken. De orgelkas is geheel van eikenhout, de klaviatuur bevind zich midden voor in de onderkas. De registerknoppen aan de binnenzijde zijn voor het hoofdwerk, buitenste rij links voor het pedaal, buitenste rij rechts voor het bovenwerk. De manuaalkoppel is uitgevoerd als schuifkoppel. Door de plaatsing dicht tegen het brede stuc-gewelf wordt de klank mooi de ruimte ingekaatst en ontstaat nog enige nagalm.

Het orgel werd op 8 juni 1990 in gebruik genomen met een bespeling door Rudi van Straten, met daarin werken van Bolt, Scheidemann, Buxtehude, Bach en Krebs. De dispositie luidt als volgt:

Hoofdwerk: bourdon 16, prestant 8, holpijp 8, octaaf 4, quint 3, octaaf 2, mixtuur IV-V, sesquialter II, cornet IV d, trompet 8

Bovenwerk: holpijp 8, viola di gamba 8, prestant 4, roerfluit 4, nasard 3, woudfluit 2, flageolet 1 tremulant

Pedaal: subbas 16, prestant 8, bazuin 16 | schuifkoppel I/II, P/I, P/II

Manuaalomvang: C-g’’’

Pedaalomvang: C-f’

Stemming: Schlick/Vogel/Bouman

Toonhoogte: a’ = 440 Hz

Tractuur: Mechanische sleepladen 

Opnames: