Laatse update: 's Gravenpolder
Kerkgebouw
In de tweede helft van de twaalfde eeuw werd in Goes een turfstenen zaalkerk gebouwd op de plaats van het huidige schip van de Grote of Maria Magdalenakerk. Deze zaalkerk werd bij de groei van Goes steeds verder naar het oosten uitgebreid, waarbij het koor is voltooid in 1470, gevolgd door de transepten in 1506. Dit werk werd uitgevoerd door de Antwerpse bouwmeester Marcus Antonius. De noorder transeptgevel van de kerk behoort tot de 'top vijf' van Nederland.
Eind 1578 ging de kerk over in Hervormde handen. Tegen het einde van die eeuw bouwde men een houten wand op de grens van koor en transept.
Door toedoen van een loodgieter verbrandden op 11 september 1618 het oude schip en de niet in steen overwelfde gedeelten, waaronder de transepten. Men besloot een nieuw schip te bouwen in gotische stijl en even hoog en breed als de koorpartij. Waarschijnlijk door geldgebrek werd alleen de viering en het koor in steen overwelfd. Haar huidige vorm kreeg de kerk in de 17e eeuw, toen ook de dakruiter werd aangebracht.
De kerk onderging van 1998 tot 2000 haar laatste restauratie waarbij onder andere de houten vloeren van de transepten en het koor werden vervangen door plavuizen en het liturgisch centrum werd gewijzigd.
Eerste orgel
Het allereerste bericht over een orgel in de Maria Magdalenakerk te Goes dateert uit 1469. In dat jaar werd meester Zybrant aangesteld tot organist door de Magistraat.
In 1529 kreeg meester Coenraet van Antwerpen de opdracht het orgel te verplaatsen naar de schoenmakerskapel, hierbij een nieuw klavier aan te brengen, het welbord verbeteren, enig nieuw pijpwerk te leveren, nieuwe blaasbalgen maken en ook het orgel een toon lager stemmen.
In 1616 werd het orgel gesloopt. De blaasbalgen werden gebruikt voor het grote orgel.
Tweede orgel
Naast het eerste orgel was de Grote of Maria Magdalenakerk te Goes zeker sinds 1555 een tweede orgel rijk. Het feit dat de kerkmeesters in 1566 Nicolaas Niehoff de herziening aan het nieuwe orgel lieten uitvoeren, betekent vrijwel zeker dat deze of zijn vader Hendrik Niehoff het instrument in ca. 1555 heeft gebouwd.
Behalve bij de liturgie werd dit instrument ook bij bijzondere gelegenheden door de gilden van de stad gebruikt. Bij de beeldenstorm van 1578 werd het instrument beschadigd en pas in 1597 werd het door orgelmaker Jan Roosse hersteld.
In 1616 volgde een nieuwe herstelling door ene mr. Anthonie, waarbij Burgemeester W. M. Drywegen de kosten voor zijn rekening nam. Men voorzag het orgel van luiken en de blaasbalgen werden vervangen door die van het kleine orgel.
Op 11 september 1618 verging het orgel bij een grote brand in de kerk.
Derde orgel
In de periode 1641-1643 werd een nieuw orgel gebouwd door William Deakens. Rond 13 december 1643 werd het nieuwe instrument van de Grote of Maria Magdalenakerk in gebruik genomen; de oorspronkelijke (excl. 3 nog onbekende discantregisters) dispositie was:
Hoofdwerk: hoofdlade: bourdon 16, prestant 8, octaaf 4, mixtuur, scherp, trompet 8 bovenlade: prestant 8, holpijp 4, octaef 4, fluit 4, quintfluit 2 2/3. superoctaaf 2, sesquialtera d. vox humana 8, tremulant hele orgel
Rugwerk: hoofdlade: prestant 8, holpijp 8, octaef 4, superoctaaf 2, mixtuer, scharp bovenlade: quintadeen 8 d, holpijpken 4, duitse pijp 2, quintprestant 1 1/3, sesquialter d, toezijn 8.
Pedaal: bordun 16, prestant 8, octaaf 4, trompet 8 - allen transmissie
Overige gegevens:
Manuaalomvang: CDEFGA-g'' a''
Pedaalomvang: ?
Stemming: ?
Toonhoogte: a’ = ?
Tractuur: mechanische sleepladen
In de jaren 1704-1711 werd dit instrument uitgebreid en verplaatst naar de middelste koorsluiting door Jacob Cools. Bij deze uitbreiding werd de kas vergroot waarbij de middentoren werd verhoogd en de zijvelden van het hoofdorgel op gelijke hoogte met de zijtorens werd gebracht. Hierdoor waren luiken nodig die dit front moesten beschermen. Schilder Abraham Büsschop werd gevraagd de beschildering van de luiken voor zijn rekening te nemen. Wanneer de luiken gesloten zijn - in het verleden in tijden van de vasten en rouw - zijn voorstellingen te zien die betrekking hebben tot inkeer en meditatie, vaak geïnspireerd op het Bijbelboek Openbaringen. Na opening van de luiken zijn daarentegen blijde voorstellingen te zien, zoals de intocht van de ark in Jeruzalem en tien musicerende vrouwen.
In 1739 werd door Jan de Quant een grote overhuiving in Lodewijk XIV-stijl met barok-draperieën aangebracht, evenals diverse beelden. In dit jaar heeft orgelbouwer Jacob Francois Moreau o.a. de tongwerken geheel herzien, een Quintadeen 8' op het Hoofdwerk bijplaatsen evenals een Gemshoorn 2' op het Rugwerk.
In 1833 herzag C. van Oeckelen te Breda het orgel en verving hierbij de Vox Humana 8' door een soortgelijk register van eigen vinding: "het middenhoudende tussen het geluid van de achordion en dat der klavier hautbois."
In 1854 voerde de orgelbouwer C. Stulting herzieningen waarbij de Quint 2 2/3' van het Rugpositief werd vervangen door een Viola di Gamba 8'. De dispositie was daarna:
Hoofdwerk: quintadeen 16, prestant 8, holpijp 8, quintadeen 8, octaaf 4, holfluit 4, quint 2 2/3, octaaf 2, mixtuur VII, scherp, cornet IV d, trompet 8, vox humana 8, I/II, tremulant
Rugwerk: holpijp 8, viola di gamba 8, prestant 4, holfluit 4, octaaf 2, woudfluit 2, octaaf 1, mixtuur IV-V, sesquialter II, dulciaan 8, tremulant
Pedaal: quintadeen 16, prestant 8, holpijp 8, tolkaan 4, quint 2 2/3, trompet 8, P/I, P/II, nachtegaal, lier
Overige gegevens:
Manuaalomvang: C-c'''
Pedaalomvang: C-d'?
Stemming: ?
Toonhoogte: a’ = ?
Tractuur: mechanische sleepladen
Vierde orgel
In 1909 verving de orgelbouwer J. van den Bijlaerdt te Dordrecht al het pijpwerk van het Deakens-orgel waarbij slechts gedeelten van een zestal oude registers werden opgenomen in het nieuwe pneumatisch instrument. Men sloopte hierbij de kas van het Rugpositief en onder de hemel van het orgel werd een zwelkast geplaatst.
In 1930 herzag de firma A.S.J. Dekker te Goes het instrument. Hierbij werd onder meer de speeltafel vernieuwd. Bij de ingebruikname op 25 maart 1930 werd het orgel bespeeld door de heer Frans Hasselaar, organist van de Westerkerk in Amsterdam. Het orgel heeft door het al snel vertonen van gebreken niet lang dienst gedaan, en werd in 1970 al vervangen. De dispositie van dit vd Bijlaard orgel was:
Manuaal 1: prestant 16, bourdon 16, flute harmonique 8, prestant 8, bourdon 8, octaaf 4, open fluit 4, octaaf 2, mixtuur, cornet d, trompet 8, clairon 4, I/II
Manuaal 2 (in zwelkast): bourdon 16, vioolprestant 8, gamba 8, celeste 8, holpijp 8, echofluit 4, aeoline 4, octaaffluit 4
Pedaal: contrabas 16, subbas 16, octaafbas 8, cello 8, octaaf 4, bazuin 16, tuba 8, P/I, P/II, tremulant op klavieren
Overige gegevens:
Manuaalomvang: C-c'''?
Pedaalomvang: C-d'?
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur: mechanische sleepladen
Huidig orgel
Nadat het Van den Bijlaardt-orgel uit 1909 in de Grote of Maria Magdalenakerk in Goes niet voldeed, vatte de kerkvoogdij het plan op een nieuw instrument van ongeveer veertig stemmen te bouwen. In verband met te weinig financiële middelen zag men zich genoodzaakt het onwerpt terug te brengen tot een orgel met dertig stemmen, verdeeld over hoofdwerk, rugwerk en pedaal. De gemeente Goes toonde zich echter bereid de kosten voor de bouw van een derde manuaal met acht stemmen op zich te nemen, zodat een volwaardig concert-orgel tot stand kon komen.
De firma Marcussen uit het Deense Aabenraa begon begon in 1969 met de bouw, onder advies van Lambert Erné. Bij het ontwerpen heeft men aansluiting gezocht bij de historische dispositie en rekening gehouden met het nog bewaard gebleven historische pijpwerk. Op het hoofdwerk is de Prestant 8' oud, evenals de Bourdon 16' (vroeger op het Pedaal) en de bas van de Gedekt 8'. Op het rugwerk zijn de Prestant 4', de Roerfluit 8' en de Quintadeen 8' historisch. De historische registers van het pedaal zijn de Octaaf 8', de Tolkaan 4' (Uniek in Nederland, vervaardigd in 1711 door Jacob Cools) en de Nachthoorn 2' (vroeger op het Rugwerk). De kas van het rugwerk werd gereconstrueerd en het derde manuaal is als echowerk achter de hemel van het orgel geplaatst. In maart 1970 is het Marcussen-orgel in gebruik genomen. In 1980 bouwden B.A.G. Orgelmakers uit Enschede onder advies van dhr. Kees van Eersel een zwelkast rond het echowerk, waarna in 1982 een windlade voor vier stemmen wordt aangebracht. Nadat een Viola di Gamba 8' en een Viola d'Amore 8' waren geplaatst, voltooide B.A.G. Orgelmakers in 1985 het oorspronkelijke Marcussen-concept met de plaatsing van de laatste twee registers: een Fagot 16' en een Trompet 4' met Franse factuur.
Het geheel voltooide Marcussen-orgel werd op 8 april 1985 werd het orgel opnieuw in gebruik genomen met een bespeling door Kees van Eersel. In 2016 is het orgel gerestaureerd door de firma Verschueren. Een jaar eerder was het schilderwerk aan de orgelluiken hersteld. Verder is pijpwerk hersteld en schoongemaakt. Ook de windladen zijn schoongemaakt en de klaviatuur is gereviseerd. Op vrijdag 13 mei 2016 volgde de heringebruikname. De dispositie is nu:
Hoofdwerk: bourdon 16, prestant 8, gedekt 8, octaaf 4, spitsfluit 4, quint 2 2/3, octaaf 2, mixtuur V-VI, scherp IV, cornet V d, trompet 8, I/II, II/III
Rugwerk: roerfluit 8, quintadeen 8, prestant 4, roerfluit 4, octaaf 2, woudfluit 2, nasard 1 1/3, scherp IV-VI, sesquialter II, dulciaan 16, regaal 8, tremulant
Echowerk: baarpijp 8, viola di gamba 8, viola d amore 8, prestant 4, openfluit 4, vlakfluit 2, mixtuur IV, tertiaan II, Fagot 16, trompet 8, vox humana 8, trompet 4, tremulant
Pedaal: prestant 16, octaaf 8, gedekt 8, tolkaan 8, nachthoorn 2, mixtuur VI, bazuin 16, trompet 8, trompet 4, P/I, P/II, P/III
Overige gegevens:
Manuaalomvang: C-f’’’
Pedaalomvang: C-f’
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur: mechanische sleepladen