Laatse update: 's Gravenpolder
Kerkgebouw
In 1952 ontstond in de Christelijk Gereformeerde Kerk te Kapelle-Biezelinge het plan om in Goes kerkdiensten te houden, nadat men altijd te Kapelle-Biezelinge had gekerkt. In september 1952 was het zover en men gebruikte voor de kerkdiensten het gebouw van de Doopsgezinde Gemeente van Goes.
In november 1957 kon de Christelijk Gerefomeerde Kerk haar eerste eigen kerkgebouw in gebruik nemen. Hiervoor was een winkelpand aan de Bierkade geschikt gemaakt. Op 7 november 1957 werd de Christelijk Gereformeerde Kerk te Goes geïnstitutioneerd.
Op 18 mei 1965 werd de eerste steen gelegd voor de Maranathakerk aan de Bergweg. Op 12 november 1965 werd het kerkgebouw officieel in gebruik genomen
In de periode november 1972 tot januari 1973 vond een uitbreiding van de kerkzaal en een aantal bijzalen plaats, gevolgd door een 2e uitbreiding in 1989.
Eerste orgel
Bij de bouw van de Maranathakerk te Goes in 1965 werd het gebouw voorzien van een pijporgel. Dit elektro-pneumatische instrument was gebouwd door de firma Koch, met gebruikmaking van enkele oudere registers. Het is niet bekend waar deze registers vandaan kwamen. Dit orgel werd gelijktijdig met de kerk in gebruik genomen. Het instrument had een vrijstaande speeltafel die verplaatsbaar was.
Doordat het orgel in slechte staat verkeerde, werd het Koch-orgel in 1988 gedemonteerd en verkocht aan de Duitse orgelmaker Piet Kabout. Vermoedelijk is het orgel later door deze orgelmaker in een andere kerk geplaatst. De dispositie was:
I: prestant 8, roerfluit 8, octaaf 4, superoctaaf 2, I/II
II: viola 8, fluit 4, sifflet 2, quint 1 1/3
P: subbas 16, P/I, P/II
Huidig orgel
Nadat het oude Koch-orgel was verkocht, werd uiteindelijk besloten een nieuw pijporgel voor de Maranathakerk te Goes te laten bouwen door orgelbouwer A. Nijsse & Zoon te Oud-Sabbinge. Arend Jan Gierveld en Jean Telder waren als adviseur bij de bouw betrokken.
Op 25 september 1992 werd het nieuwe Nijsse-orgel in gebruik genomen. Ondanks de bescheiden afmetingen biedt het instrument optimale gebruiksmogelijkheden. Eigenlijk is het orgel te vergelijken met een volwaardig Hoofdwerk met aangehangen Pedaal van een groot 18e eeuws orgel. Het heeft een volledig prestantenplenum op achtvoetbasis, een volledig fluitenkoor op zestienvoetbasis en een Trompet 8'. De dertien stemmen zijn verdeeld over twee manualen. De Pedaalstemmen zijn uitgevoerd als transmissie van het Hoofdwerk. Registerdelingen in bas- en discantzijde werden gerealiseerd in de Mixtuur en de Trompet, evenals de manuaalkoppel. De registers van het tweede manuaal (met uitzondering van de Gamba 8') vormen samen een Cornet. De dispositie van dit orgel is:
Hoofdwerk: bourdon 16, prestant 8, roerfluit 8, octaaf 4, octaaf 2, mixtuur IV b/d, trompet 8, b/d, tremulant hele orgel, I/II
Nevenwerk: gamba 8, holpijp 8, open fluit 4, nasard 2 2/3, fluit 2, terts 1 3/5
Pedaal (geheel transmissie van hoofdwerk): bourdon 16, prestant 8, trompet 8, P/I, P/II, knop 'wind'
Overige gegevens:
Manuaalomvang: C-g’’’
Pedaalomvang: C-f’
Stemming: Kirnberger III
Toonhoogte: a’ = 440 Hz
Tractuur: mechanische sleepladen