(voormalig) Oude of St. Maartenskerk

Kerkgebouw

De Oude- of St. Maartenskerk teArnemuiden werd in de 15e eeuw gebouwd. Het betrof een zogenaamde kruiskerk.

In de 16e eeuw heeft de kerk haar laatste uitbreiding ondergaan.

Omdat men de kerk uiteindelijk te groot vond en restauratie te duur bleek, werd het gebouw in 1857 gesloopt. De laatste dienst werd op 10 mei 1857 geleid door ds. J.H. Calkoen uit Sint Laurens. Het sloopwerk werd aan metselaar J. Sonius en timmerman P.J. van Puffelen uit Middelburg opgedragen. Zij bouwden eveneens een nieuwe kerk. 

Eerste orgel
Vermoedelijk in het midden van de 16e eeuw werd de Oude- of St. Maartenskerk in Arnemuiden voorzien van een orgel, gelijktijdig bij de uitbreiding van het kerkgebouw. Het was een orgel met een hoofdwerk en rugwerk. Het hoofdwerk was voorzien van minstens elf registers, de kas hiervan had waarschijnlijk een vijfdelig front met een ronde middentoren en hoekige zijtorens. Het rugwerk daarentegen bestond volgens de bestekken uit drie 'cassen'. Het orgel had een klavieromvang van FGA-g''a'' en was aan de linkerzijde van de koorboog geplaatst, aan de eindwand van de noordelijke zijkapellen van het koor.
Het pijpwerk en de mechanieken van het orgel zijn in 1642 gesloopt. De kas en de windladen werden herbruikt bij de bouw van een nieuw orgel.

Tweede orgel
Waarschijnlijk omdat de orgelbegeleiding in 1637 was toegestaan binnen de kerkdienst, werd door Dirk van Delen, de burgemeester van Arnemuiden en tevens bekend kunstschilder, gepleit voor een nieuw orgel in de Oude- of St. Maartenskerk in Arnemuiden.
Dit instrument werd gebouwd door Joris Fesser, een orgelmaker uit Middelburg, maar waarschijnlijk van origine afkomstig uit Duitsland. Helaas bleek men met Fesser geen beste keus te hebben gedaan. Hij gebruikte de oude orgelkas en windladen uit de 16e eeuw maar disponeerde in eerste instantie geen enkele 4' op het orgel. Verder werd het bestek tijdens de bouw nog diverse malen gewijzigd, zoals het wijzigen van het 'doofken' van een éénvoets register in een tweevoet, de verdubbeling van de discant van de Prestant. Op eigen initiatief wijzigde hij de Quint 1 1/2' in een Quint 3'. De Schalmei en Cimbel werden uiteindelijk achterwege gelaten.
Na herhaalde aansporingen aan het adres van de orgelbouwer kwam het Fesser-orgel in de zomer van 1645 gereed. Maar er waren zeer veel mankementen, waar Fesser zich van bewust was. Een keuring door William Deakens die op dat moment te Bergen op Zoom verbleef en onder meer een orgel voor de Maria Magdalenakerk in Goes bouwde, zag hij met zorg tegemoet, aangezien 'hij heft het hem berumt dat het noit gut sall zijn, of hij moet het erst in zin handen hebben'. Waarschijnlijk was Deakens echter verhinderd het Fesser-orgel te keuren, want uiteindelijk kwam de organist en herbergier uit Zierikzee: Anthonie Smulders. Die oordeelde positief, alhoewel hij zei 'dat men wat toegeven moeste ende soo eenichsints conde passeren'. Smulders gaf echter heel wat toe: zo bleek geen enkel register behoorlijjk te zijn gestemd en veel pijpen te zijn doorboord, ingesneden, dichtgebogen of dichtgeplakt met was tijdens het intoneren.
Na veel juridisch getouwtrek over betalingen werd het orgel verbeterd door Pieter Holst, organist en orgelmaker. In oktober 1646 leverde hij het verbeterde Fesser-orgel op, alhoewel het nooit een echt goed instrument zal zijn geweest. De dispositie van het Fesser-orgel met aangehangen pedaal was als volgt:

Manuaal: prestant 8, holpijp 8, fluit octaaf 8, quint 4, doofje 3, gemshoorn 2, superoctaaf 1, duitse fluit (cornet?) III disc, trompet 8, tremulant
Overige gegevens:
Manuaalomvang: ?
Stemming: ?
Toonhoogte: a’ = ?
Tractuur: Mechanische blokwerklade?

Het heeft niet lang dienst gedaan want na een reparatie in 1673 door de organist van de Waalse Kerk in Middelburg, Pieter van de Riete, raakte het orgel door geldgebrek al vlug in verval. Het binnenwerk werd in 1708 verkocht aan David Sandra, koopman te Middelburg en de orgelkas werd een jaar later gesloopt.

Derde orgel:
Zie voor de geschiedenis van het derde orgel in de Oude- of St. Maartenskerk, de Dorpskerk, waar het in 1858 naar toe is overgeplaatst en waar het tot 1942 heeft gestaan.