Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt

Kerkgebouw

Aan het eind van de 19e eeuw werd in Brouwershaven een Gereformeerde Kerk gesticht. Eerst had deze gemeente een gebouw aan de Nieuwstad in gebruik, maar in 1905 werd de herberg "De Maagd van Mechelen" aan de Haven-Noordzijde tot kerk verbouwd waarin de Gereformeerden hun intrek namen. In de twintiger jaren werd de voorgevel van de kerk vernieuwd en in de zestiger jaren werd het interieur gemoderniseerd.

In 1946 besloot de kerkeraad om zich los te maken van het kerkverband van de Gereformeerde Kerken in Nederland en sindsdien heet de gemeente de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt. Het kerkgebouw aan de Haven werd op grond van een gerechtelijke uitspraak gezamenlijk eigendom van zowel de Vrijgemaakten als van de Synodaal Gereforeerden die het besluit tot vrijmaking van de kerkenraad van Brouwershaven niet konden onderschrijven. Het gebouw bleef voor de eredienst van beide kerken in gebruik tot 1956. In dat jaar werd het eigendomsrecht van laatstgenoemden aan de Vrijgemaakten verkocht en trokken de synodaal gereformeerden in de nieuw gebouwde Ichtuskerk te Brouwershaven. Voorgaand orgel

In het kerkgebouw aan de Haven te Brouwershaven werd met een bespeling door de Goese organist C.J. de Mey in 1910 een orgel in gebruik genomen, dat gebouwd was door de fa. A.S.J. Dekker te Goes. Het was een pneumatisch instrument. De dispositie luidde:

Manuaal: prestant 8, holpijp 8, gamba 8 - vanaf c, fluit dolce 4, prestant 4, quint 3, octaaf 2, superoctaafkoppel

Pedaal: aangehangen

Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-f’’’

Pedaalomvang: C-d'

Stemming: evenredig zwevend

Toonhoogte: a’ = 440 Hz

Tractuur: pneumatische kegellade 

In 1925 heeft de fa. Standaart te Schiedam werkzaamheden aan dit orgel verricht.
In 1975 werd een nieuw orgel in de bestaande kas gebouwd.

Huidig orgel
In 1975 werd besloten om aan de fa. Vierdag te Enschede opdracht te geven een orgel te bouwen voor de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt te Brouwershaven. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de kas en voor een deel van het pijpwerk van het Dekker-orgel uit 1910. Als adviseur trad op de heer D.J. Zwart te Rotterdam. In 1978 kwam het orgel gereed. Met de bouw was een bedrag van ruim f84.000,- gemoeid. Dispositie hieronder, de scheefgedrukte registers zijn nog van Dekker.

Hoofdwerk: prestant 8, roerfluit 8, octaaf 4, roerfluit 4, mixtuur II-III, I/II

Neverwerk: holpijp 8, roerfluit 4, nasard 3, woudfluit 2, echotrompet 8

Pedaal: bourdon 16, P/I, P/II

Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-f’’’

Pedaalomvang: C-d'

Stemming: evenredig zwevend

Toonhoogte: a’ = 440 Hz

Tractuur: mechanische sleepladen